Tijdens de wintermaanden zijn er heel wat Nederlanders te vinden in de Oostenrijkse Alpen. Van de 664 skischolen daar zijn er 323 in de Oostenrijkse deelstaat Tirol gevestigd. Een groot deel van de Nederlandse ski- en snowboardleraren vindt je daarom ook daar. Naast het dialect wat er gesproken wordt worden er woorden gebruikt op een manier die je nergens anders in Oostenrijk of Duitsland tegenkomt. Om een beetje mee te komen met de gesprekken die gevoerd worden is het handig deze 10 begrippen te kennen.
1. Wandern
Duitsland/Oostenrijk: Wandelen met een rugzak om.
In Tirol: Bergbeklimmen
2. Feierabendbier
Duitsland/Oostenrijk: Bier, dat je samen met vrienden drinkt na het werk.
In Tirol: Bier, dat je na het werk met vrienden drinkt, nadat je te voet of met de mountainbike de dichtstbijzijnde Alm hebt bereikt.
3. Dirndl
Duitsland/Oostenrijk: Mooie jurk
In Tirol: Mooi meisje
4. Föhn
Duitsland/Oostenrijk: Elektrisch apparaat waarmee je door middel van een warme luchtstroom je haren droog maakt.
In Tirol: Warme en droge wind in de Alpen, welke de elektrische föhn overbodig maakt.
5. Handy
Duitsland/Oostenrijk: Smartphone
In Tirol: Een verouderde, maar zeer lichte, betrouwbare en robuuste Nokia/Samsung, welke al zo’n vijf jaar skitour en bergervaring heeft.
6. Lieblings-sneaker
Duitsland/Oostenrijk: Nike Air Max
In Tirol: Salomon wandelschoen
7. Der Hansi
Duitsland/Oostenrijk: Een man die Hans heet.
In Tirol: Hansi Hinterseer (een Oostenrijkse schlagerzanger, presentator, acteur en voormalig skiër).
8. Winter
Duitsland/Oostenrijk: Van december tot februari.
In Tirol: Van het moment dat de eerste skigebieden in September open gaan tot dat de laatste skigebieden in mei sluiten.
9. Zäh
Duitsland/Oostenrijk: Dik of log voorkomen.
In Tirol: [zaaach] ongelofelijk, onbegrijpelijk.
10. Tirolerisch
Duitsland/Oostenrijk: Een lokale onverstaanbare taal uit de Alpen.
In Tirol: De mooiste taal met het beste dialect.
Bron: blogtirol.at